zaterdag 14 februari 2009

There is nothing nicer than to be nice

Vandaag mocht ik al mijn eerste bezoekers ontvangen: Delphine en Karel. Omdat het meeste van mijn papierwerk voltooid was had ik tijd om hen op te halen op de luchthaven, met een bordje met hun namen erop, zoals dat dan hoort uiteraard.

Met de metro en de tram gingen bracht ik hen naar het centrum van de stad, en terwijl we op een kaart aan het zoeken waren waar het hotel was vroeg een Turkse man of hij ons kon helpen. We waren in de juiste straat en het hotel was vlakbij zei hij. Abdullah was zijn naam. Hij vroeg waar we vandaan kwamen en toen hij hoorde dat we van België waren nodigde hij ons uit op de thee. Een vriend van hem woonde in Schaarbeek, en hij vond Belgen wel fijne mensen. We gingen op zijn uitnodiging in en spraken een kwartier later af aan de overkant van de straat, zodat Delpine en Karel eerst hun bagage naar hun hotelkamer konden brengen. Abdullah vertelde dat hij een handelaar was in tapijten en lederwaren. Hij kocht de waren op bij de fabrieken en verkocht ze door aan winkels. Het was een hele fijne man. Heel openminded, met een sterke moraliteit, een optimistische wereldvisie, trots op zijn stad. Ik was het met bijna alles eens wat hij vertelde. We vroegen wat we zeker moesten gezien hebben in Istanbul, buiten de klassieke toeristische trekpleisters. Hij nodigde ons uit om ons dit weekend rond te leiden langs niet-toeristische plaatsen in Istanbul. Langs verborgen kerkjes, Koerdische eethuisjes,... Een aanbod dat we niet konden weigeren, hoewel ik zaterdagavond al wat plannen had met andere Erasmussen. Ik ben eens benieuwd.

Na de thee wou ik mijn bezoekers wat van de stad tonen en we namen de tram naar Topkapı. Ik legde Karel uit waar ze zouden moeten uitstappen om naar hun hotel te gaan en een Turkse man had dat gehoord en feliciteerde mij met mijn Turkse uitspraak. Hij vroeg van waar we kwamen en we praten nog over vanalles en nog wat. Gent kende hij van de voetbalploeg, zoals veel mensen hier. Hij sprak heel goed Engels, en daarnaast was hij nog Spaans en Russisch aan het leren. Dat is zo fijn aan Istanbul. Mensen gaan spontaan hun hulp aanbieden en je raakt zo aan de praat met iemand die je helemaal niet kent. There is nothing nicer than to be nice, het motto van Abdullah. Het past hier wel. Misschien klinkt als een cliché, en het is dat ook wel, maar op vlak van gastvrijheid kunnen we in het Westen nog heel wat leren van hier. En Istanbul bewijst dat het heus wel mogelijk is in een grootstad. Misschien zouden we elkaar nog wel tegenkomen op de tram zei de man. Dan zouden we zeker zwaaien. Het is grote stad maar een kleine wereld. Ik leidde Delphine en Karel rond langs de Blauwe Moskee, de Aya Sofia, de Egyptische Bazaar en uiteindelijk staken we de Galatabrug over om iets te eten in Tophane. Ik vond het heel leuk om hen rond te leiden door de stad, en ik ga komende week proberen nog voldoende tijd vrij te maken voor hen.

Deze avond was het Nargile avond van de Erasmusclub. We gingen naar een Turks café om er wsaterpijp te roken, thee te drinken en gezellig te kletsen. Dat was het ook, heel gezellig. Bij de Eramussen en de Turken die ik ken zitten veel warme, idealistische mensen. Echt tof. Ik heb hier al heel boeiende gesprekken gehad. De waterpijp met aardbijsmaak was niet slecht. Maar wat er ook over gezegd wordt, het is heel ongezond. Een paar uur waterpijp roken is hetzelfde als 14 sigaretten. Ik ga er zeker geen gewoonte van maken. Maar je moet het op zijn minst eens geprobeerd hebben.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten